Recht op WW voor echtgenote DGA
Een vrouw die werkte voor de bv van haar man, heeft volgens de Centrale Raad van Beroep recht op WW, ondanks het feit dat er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst was. De vrouw verrichtte schoonmaakwerk en later ook administratief werk. Het echtpaar had afgesproken hoeveel uur zij zou werken en zij gaf ook daadwerkelijk gehoor aan die oproepen. Daarmee is volgens de Raad duidelijk dat de man instructies gaf over de aard en het tijdstip van haar werk. Dat zij bij haar dagelijks werk weinig aansturing nodig had, doet daar niet aan af. Bovendien was haar positie binnen het bedrijf (aanzienlijk) lager dan die van haar man.
De familierelatie en het hoge loon dat de vrouw ontving, maken niet dat een gezagsverhouding ontbrak. Volgens de Centrale Raad van Beroep was er sprake van een dienstbetrekking en heeft de vrouw recht op WW.
Tip
Het beoordelen van verzekeringsplicht luistert zeer nauw. Leg daarom in uw dossier zorgvuldig de feiten vast op grond waarvan u van mening bent dat er al dan niet sprake is van een dienstbetrekking.
Commentaar
Dat de vrouw gehoor gaf aan de instructies – omdat het bedrijf van haar man was en het voor haar voelde als werken voor zichzelf – maakt de beoordeling niet anders. De omstandigheid dat zij geen functioneringsgesprekken voerden, sluit evenmin uit dat de man haar kon controleren en zo nodig corrigeren. De uitspraak betreft de WW-uitkering van de vrouw, maar deze had evengoed een naheffingsaanslag voor de premies werknemersverzekeringen kunnen betreffen. Het verschil is wel dat de Belastingdienst dan met behulp van feiten moet aantonen dat er een dienstbetrekking is. In de praktijk zal dat lastig(er) zijn. De bv zal in dit geval geen premies hebben betaald. De Belastingdienst kan deze echter nog met terugwerkende kracht van 5 jaar naheffen. In dit geval was de bv echter failliet verklaard.
Bij vragen over de verzekeringsplicht kunt u contact opnemen met Hans Tabak, adviseur loonheffingen (h.tabak@fiscount.nl).