Fiscaal

Is verkrijgingsprijs aanmerkelijk belang doorgeschoven of niet?

gepubliceerd op: 23 januari 2025

Een man verkrijgt bij het overlijden van zijn moeder in 2011 de helft van een pakket  aanmerkelijkbelangaandelen (ab-aandelen). De andere helft verkrijgt zijn zus. In de IB-aangifte 2011 van zijn moeder is geen (fictief) vervreemdingsvoordeel uit aanmerkelijk belang aangegeven. Ook is niet verzocht om doorschuiving van de verkrijgingsprijs voor de geërfde ab-aandelen. In 2020 wordt de bv ontbonden en vereffend, waarbij de man € 152.821 heeft ontvangen. In zijn IB-aangifte 2020 baseert hij de verkrijgingsprijs van zijn aandelenpakket op de waarde van de aandelen ten tijde van het overlijden van zijn moeder. Is dat terecht?

De inspecteur gaat ervan uit dat de lagere verkrijgingsprijs van de moeder is doorgeschoven en stelt deze vast op € 36.351. Dit is de helft van het gestorte en geplaatste kapitaal. Rechtbank Zeeland-West-Brabant geeft hem gelijk. Nu in de IB-aangifte 2011 van de moeder geen fictief vervreemdingsvoordeel is aangegeven, moet dit impliciet worden beschouwd als een verzoek om doorschuiving van de verkrijgingsprijs van de moeder. Ook feitelijk is destijds de verkrijgingsprijs doorgeschoven, doordat de IB-aanslag in overeenstemming met de ingediende IB-aangifte 2011 is opgelegd.

Argumenten van tafel
De rechtbank verwerpt de stelling van de man dat voor doorschuiving een gezamenlijk verzoek van hem en zijn zus nodig zou zijn. Iedere erfgenaam kan namelijk afzonderlijk kiezen voor doorschuiving van de verkrijgingsprijs. Ook de stelling van de man dat doorschuiving alleen mogelijk zou zijn als de bv een materiële onderneming zou drijven, is volgens de rechtbank niet relevant. De opgelegde IB-aanslag, verhoogd met belastingrente, blijft in stand.

Hoewel deze informatie met zorg is samengesteld, adviseren wij om bij twijfel onze adviseurs te raadplegen voor een actueel en passend advies.