Erfrecht: vergeet de kleinkinderen niet (II)
Kleinkinderen worden vaak in het testament van hun grootouders opgenomen voor het bedrag van de vrijstelling. De overtreffende trap daarvan is het opnemen van de kleinkinderen voor een hoger bedrag dan de vrijstelling, waarbij de kleinkinderen voor dat bedrag een renteloze vordering op de eigen ouder toegekend krijgen. Die ouder (het kind) geniet dan het vruchtgebruik, het kleinkind heeft dan het blote eigendom. Als vervolgens het kind overlijdt, groeit de vordering aan van blote eigendom tot volle eigendom. Onder voorwaarden wordt deze aangroei dan niet belast met erfbelasting. Tel uit je winst.
In artikel 10, lid 9 Successiewet is hier een dam tegen opgeworpen. Echter, uitsluitend voor zover de opa of oma aan de kleinkinderen een hogere nominale vordering nalaat dan het totale vermogen dat de ouder van deze kleinkinderen verkrijgt, de betreffende schulden niet meegerekend. Alleen voor zover de nominale waarde van de vordering hoger is dan dat bedrag, wordt artikel 10 Successiewet toegepast.
Voorbeeld Â
Opa is weduwnaar en heeft een zoon met drie kinderen. Opa heeft een vermogen van
€ 150.000 en laat aan ieder kleinkind bij legaat een nominale, renteloze vordering na van € 50.000. Zijn zoon is enig erfgenaam. Gezien de renteloosheid en de leeftijd van de zoon is de contante waarde van de vordering per kleinkind circa € 20.000. Zij betalen dus geen erfbelasting. De zoon erft het gehele vermogen van € 150.000 minus de contante waarde van de schulden, ofwel € 90.000. Na aftrek van de kindvrijstelling betaalt de zoon circa € 7.000 erfbelasting. Als de zoon enige tijd later overlijdt, verkrijgen zijn kinderen ieder € 50.000. De aangroei van € 20.000 naar € 50.000 blijft onbelast, omdat de drie vorderingen samen tegen nominale waarde niet hoger zijn dan hetgeen de zoon van zijn vader heeft verkregen. Hierbij zijn de betreffende schulden niet meegerekend.
Neveneffecten
Houd er rekening mee dat deze vordering bij de kleinkinderen en de schuld bij de zoon niet gedefiscaliseerd zijn in box 3. De kleinkinderen moeten deze vordering voor de (in de tijd toenemende) contante waarde aangeven in box 3. De zoon kan dezelfde contante waarde in aftrek brengen in box 3. Dat is niet erg als de bedragen beperkt zijn, of als de zoon sowieso belasting in box 3 betaalt. Wordt zijn vermogen echter in box 1 (woning) of in box 2 belegd, dan kan het wel een probleem gaan vormen. De heffing in box 3 duurt immers tot aan overlijden of eerdere aflossing. Denk er ook aan dat vermogen in box 3 bij de kleinkinderen effect kan hebben op huur-, zorg- en andere toeslagen.
Wellicht toch een rentedragende lening cadeau doen?
Als de opa uit het voorbeeld nu een vermogende zoon heeft, zou hij natuurlijk ook een rentedragende vordering cadeau kunnen doen aan zijn kleinkinderen. De contante waarde wordt dan hoger, maar het principe blijft dan gelijk. Als de zoon dan behoorlijk oud wordt en bij overlijden nog steeds vermogend is geeft dat mogelijk nog meer fiscale vreugde. In dat geval stelt de Belastingdienst echter, dat niet alleen de nominale waarde van de lening uit opa’s nalatenschap moet kunnen worden voldaan, maar tevens alle rente. Op al het meerdere wordt de fictie van artikel 10 Successiewet toegepast.
Tip
Ga na of uw vermogende cliënt kinderen heeft die sowieso belasting betalen in box 3 en het idee niet gek vindt dat een groot deel van zijn/haar vermogen bij de kleinkinderen terechtkomt. In dat geval kan het bovenstaande mogelijk interessant zijn.