Fiscaal

Wettelijke rentevergoeding bij box-3-herstel

Een man heeft bezwaar gemaakt tegen de box-3-heffing in de aanslag IB 2018. De inspecteur verleent teruggaaf voor de onverschuldigd betaalde belasting op grond van het Kerstarrest, maar hij vergoedt geen rente. Ten onrechte, oordeelde de rechtbank. De teruggave is gebaseerd op een schending van een gewaarborgd recht van het EVRM. Volgens jurisprudentie van het EHRM (Darby-arrest, BNB 1995/244) moet in dat geval een passende rentevergoeding worden verleend. Ook als een nationale wet daarin niet voorziet. De rechtbank berekent de rentevergoeding op basis van de belastingrente. Maar is dat wel een passende rentevergoeding?

Hof Den Haag oordeelt dat de basis voor de rentevergoeding is gelegen in de artikelen 1 en 13 van het EVRM en niet in artikel 41 EVRM, zoals de rechtbank had geoordeeld. Artikel 13 voorziet in een vergoeding voor geleden schade. De Nederlandse wet kan dit recht op herstel van schade niet uitsluiten. Het geleden rentenadeel door de onverschuldigd betaalde belasting leidt tot een terugvorderingsrecht. De rentevergoeding moet daarom worden toegekend met toepassing van artikel 8:73 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de hoogte van de schadevergoeding moet worden aangesloten bij de wettelijke rente. Daarvoor is de grootte van de daadwerkelijk geleden schade niet relevant. De vergoeding wordt namelijk verleend wegens vertraging in de voldoening van een geldsom en is op grond van artikel 6:119 BW gefixeerd op de wettelijke rente. Dat in de verminderingsbeschikking 2018 geen voor bezwaar vatbare rentebeschikking is opgenomen, maakt dit oordeel niet anders.