Waarde in economisch verkeer van aangekochte woning sluit startersvrijstelling uit
Een man en een vrouw kopen op 18 mei 2022 een woning voor € 395.000. Een week eerder is de woning echter op € 430.000 getaxeerd. De man en de vrouw betalen daarom € 8.600 (2% over € 430.000) overdrachtsbelasting (OVB). Op 1 augustus 2022 wordt de woning geleverd. Omdat de man en vrouw jonger zijn dan 35 jaar en de koopprijs € 395.000 bedraagt, menen zij dat de startersvrijstelling van toepassing is en dat zij dus geen OVB verschuldigd zijn. Volgens de inspecteur is hiervoor de waarde in het economisch verkeer bepalend. Die waarde is te hoog voor toepassing van de startersvrijstelling. Rechtbank Den Haag geeft de inspecteur gelijk.
De rechtbank wijst voor zijn oordeel op de volgende feiten en omstandigheden:
- uit het kort voor de aankoop opgestelde taxatierapport blijkt dat de waarde in het economisch verkeer hoger is dan de koopprijs;
- het waardeverschil van € 35.000 is geen marginale afwijking;
- de waarde is drie maanden voor de levering van de woning bepaald in een woningmarkt met stijgende prijzen;
- er zijn geen aanwijzingen dat het taxatierapport onzorgvuldig tot stand is gekomen.
De waarde in het economisch verkeer is daarom bepalend voor de toetsing aan de criteria voor de startersvrijstelling. Aangezien het maximumbedrag voor toepassing van de startersvrijstelling per 1 januari 2022 € 400.000 bedraagt, komen de man en de vrouw niet voor deze vrijstelling in aanmerking.