Fiscaal

Voor vorming fiscale coronareserve geldt geen zwaardere bewijslast

Een Vpb-plichtig lichaam mag in de aangifte Vpb 2019 een zogenoemde fiscale coronareserve vormen. De dotatie aan deze reserve mag niet hoger zijn dan het te verwachten ‘coronagerelateerd verlies’ in het boekjaar 2020. De dotatie bedraagt echter maximaal de winst over het boekjaar 2019, zonder rekening te houden met de coronareserve. Deze reserve wordt in het boekjaar 2020 weer volledig in de winst opgenomen. Vanzelfsprekend kan het te verwachten ‘coronagerelateerd verlies’ slechts een schatting zijn. In zijn brief van 19 juni 2020 geeft staatssecretaris Vijlbrief aan dat een te hoge inschatting van de coronareserve niet leidt tot een onjuiste aangifte.

Over het jaar 2019 vindt er dan ook geen correctie plaats. De coronareserve valt weer vrij in de winst van het boekjaar 2020. Was de schatting te hoog, dan zal er over 2020 meer vennootschapsbelasting verschuldigd zijn. Was de schatting te laag, dan leidt dit tot een extra verlies in 2020. Dit verlies kan dan weer middels carry-back worden verrekend met de winst over 2019.

 

Overige fiscale maatregelen

In de brief van 19 juni gaat de staatssecretaris ook nader in op andere fiscale maatregelen. Hij merkt onder andere op dat verlaging van het gebruikelijk loon niet afhankelijk is van de absolute hoogte van de omzet, maar slechts van de omzetdaling. Ondernemers die tijdelijk in loondienst gaan, kunnen ook een beroep doen op de versoepelingen van het urencriterium. Verder gaat de staatssecretaris in deze brief onder meer in op de Werkkostenregeling, de hypotheekbetaalpauze en de uitgestelde invoering van het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap.