Arbeid en Recht

Wel of geen eerdere ingangsdatum recht op WW?

gepubliceerd op: 06 juni 2025

Partijen sluiten op 19 juni een vaststellingsovereenkomst waarin een einde dienstverband per 1 juli is opgenomen. Aansluitend vraagt de medewerkster een WW-uitkering aan. Het UWV kent deze pas per 1 september toe, omdat de opzegtermijn van twee maanden niet in acht is genomen. Eind maart hadden namelijk partijen een gesprek over haar werkzaamheden, en kwamen zij overeen dat er een vaststellingsovereenkomst zou worden opgesteld. De medewerkster is het niet eens met het UWV en stelt bezwaar en beroep in. Zij eist dat zij per 1 juli recht heeft op een WW-uitkering. Heeft dit kans van slagen?

De medewerkster stuurt een mail aan haar werkgever met de volgende tekst: ‘…op maandag 27 maart hebben we het gesprek gehad om te komen tot een eventuele vaststellingsovereenkomst, door het verschil in inzicht. Ik wil het werk bij….. zo afronden dat ik hopelijk nog een nieuwe teammanager kan inwerken……..Ik zie de vaststellingsovereenkomst graag tegemoet.’ De werkgever antwoordt op 17 april: ‘Ik heb met (A) afgesproken dat ze bij je terugkomt met een vaststellingsovereenkomst. Ik kijk uit naar onze laatste periode van samenwerking …’ Volgens de medewerkster blijkt uit het gesprek en uit deze mails dat het dienstverband al eerder was geëindigd dan 19 juni.

Kernvraag
De rechter onderzoekt op welke dag de beëindiging van het dienstverband schriftelijk is overeengekomen. Bij wederzijds goedvinden is de geldende opzegtermijn de termijn die partijen op grond van artikel 7:672 BW moeten toepassen. Dat is hier twee maanden. Als datum waarop de dienstbetrekking wordt geacht te zijn opgezegd, geldt de datum waarop de beëindiging schriftelijk is overeengekomen. Bij de uitleg van wat overeengekomen is, gaat het volgens de rechter niet alleen om een zuiver taalkundige uitleg. Bepalend is de betekenis die partijen – gegeven de omstandigheden – over en weer aan de bepalingen mochten toekennen en wat zij ten aanzien van elkaar redelijkerwijs mochten verwachten (HAVILTEX).

Enkel schriftelijke overeenstemming
De rechter oordeelt dat uit de mails blijkt dat partijen schriftelijk zijn overeengekomen om het dienstverband te beëindigen. Dat er geen overeenstemming is over alle essentialia klopt, maar leidt niet tot een ander oordeel. Artikel 19 WW vereist namelijk enkel schriftelijke overeenstemming over de beëindiging van het dienstverband.
Een bijzondere uitspraak, als je deze bestuurszaak vergelijkt met arbeidsrechtelijke uitspraken.

 Heb je vragen over werknemersverzekeringen, ziekte of arbeidsongeschiktheid? Neem dan contact op met mr. Joyce B.E. Paashuis via j.paashuis@fiscount.nl.

Joyce Paashuis portret

mr. Joyce Paashuis
adviseur sociale zekerheid • arbeidsmediator

038 303 4115
j.paashuis@fiscount.nl
Hoewel deze informatie met zorg is samengesteld, adviseren wij om bij twijfel onze adviseurs te raadplegen voor een actueel en passend advies.