Arbeid en Recht

Nieuw! PGB-dienstverleners en recht op werknemersverzekeringen

Een werkneemster werkte voor minder dan 4 dagen per week bij een particulier met een PGB op grond van de Regeling Dienstverlening aan huis (verder ‘De Regeling’). Voor werkgevers een aantrekkelijke constructie, want bij een dienstverband van minder dan 4 dagen worden er geen loonbelasting en premies werknemersverzekeringen afgedragen. Na afloop van de overeenkomst vroeg de PGB-werkneemster een WW-uitkering aan, die werd afgewezen. Er volgde bezwaar en later beroep. Waarom wees het UWV die aanvraag af? En wat beslist de rechter uiteindelijk?

Volgens het UWV geldt er voor PGB’ers geen verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen. Dus het gevolg is geen recht op een WW-uitkering (vgl. artikel 6 lid 1 onder c WW). Een bijkomend punt was dat het UWV daardoor ook haar in dit werk verrichte uren niet meerekende voor de vaststelling van haar arbeidsverleden. In de periode die direct voorafgaat aan de werkloosheid moet iemand namelijk in een periode van 36 weken minimaal 26 weken hebben gewerkt (minstens 1 uur per week). Hierdoor haalde de werkneemster de 26-wekeneis niet. Na de UWV-afwijzing gaat ze in (hoger) beroep en eist onder meer correctie van haar geregistreerde arbeidsverleden naast een WW-uitkering.

 

Geen rechtvaardiging voor onderscheid
Beide rechters wijken af van het UWV. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat deze uitzonderingsbepaling niet mag worden toegepast op de groep PGB’ers. Deze bestaat vooral uit vrouwen en daardoor leidt deze bepaling tot indirecte discriminatie en strijd met de Europese richtlijn 79/7/EEG van 19 december 1978. Indirecte discriminatie mag alleen als dit objectief rechtvaardig is. Hiervoor moet worden gekeken naar de uitgangspunten van de Regeling dienstverlening aan huis: a) de werkgelegenheid voor persoonlijke dienstverlening bevorderen; en b) illegale tewerkstelling tegengaan (het zwarte circuit). Die uitgangspunten zijn niet gerealiseerd. Hierdoor is er weinig verschil tussen de groep huishoudelijk PGB-personeel – die van WW is uitgesloten – en andere groepen werknemers die wél beschermd worden. Er blijft dus geen rechtvaardiging over voor dit onderscheid.

De CRvB oordeelt dat de groep PGB-werknemers voortaan aanspraak maakt op een WW-uitkering, maar óók op een Ziektewetuitkering en de WIA. Bijkomend voordeel is dat de gemaakte PGB-uren in het verleden kunnen worden meegenomen voor de vaststelling van het arbeidsverleden, waarbij de duur van de WW en de loongerelateerde WIA worden vastgesteld. Goed nieuws dus!