Woning thuiswerkende werknemer is geen vaste inrichting van werkgever
Een werknemer is in dienst bij een vennootschap, die gevestigd is in een verdragsland. De werknemer is regelmatig op reis, maar werkt ook vanuit zijn woning in Nederland. Ook werkt hij vanuit het kantoor van de werkgever in het verdragsland. De woning staat niet ter beschikking van de werkgever. De werknemer heeft niet de bevoegdheid om formeel dan wel feitelijk overeenkomsten te sluiten. De Belastingdienst bevestigt na vooroverleg in een ruling dat de werkgever haar onderneming niet uitoefent met behulp van een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger in Nederland voor de toepassing van de Wet Vpb.
Commentaar
Op grond van het belastingverdrag is er sprake van een vaste inrichting als de werkgever een vaste bedrijfsinrichting heeft waarin de activiteiten van de onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend. Als deze activiteiten echter uitsluitend van ondersteunende aard zijn, zal er geen sprake zijn van een vaste inrichting. Naast de activiteiten die de werknemer vanuit zijn woning in Nederland verricht, verricht de werkgever geen andere activiteiten in Nederland. De woning van de werknemer staat ook niet ter beschikking van de werkgever. Dit betekent volgens de Belastingdienst dat de werkgever niet de beschikking heeft over een vaste bedrijfsinrichting in Nederland en dat er in Nederland geen vaste inrichting is.
Tip
Deze ruling is ook van belang voor werkgevers in Nederland met werknemers die besluiten om gedeeltelijk in het buitenland te gaan wonen en werken. Als de werknemer alsdan korter dan 183 dagen in zijn woonland verblijft, zal het loon in Nederland belast blijven. Dat is alleen anders als de Nederlandse werkgever in het woonland beschikt over een vaste inrichting. Het is dan goed om te weten dat de Belastingdienst zich op het standpunt stelt dat de woning van waaruit de werknemer zijn werkzaamheden verricht niet als vaste inrichting wordt aangemerkt.