Formeel Recht

Gestolen goed gedijt niet, maar is wel belast – geen vergrijpboete en ambtelijk verzuim beperkt navordering

Een gokverslaafde werknemer heeft in 2016 € 31.578 en in 2017 € 476.014 naar zijn eigen bankrekening overgemaakt om daarmee te kunnen gokken. De bank meldde de verdachte betalingen (overigens pas na ruim een halfjaar) bij de werkgever, die de man vervolgens op 9 juni 2017 op staande voet ontsloeg. Enige tijd later krijgt de inspecteur hier lucht van. Hij legt in maart 2021 in verband met resultaat uit overige werkzaamheden aan de man navorderingsaanslagen 2016 en 2017 op, met vergrijpboetes. Maar heeft de man wel belastbaar inkomen ‘genoten’ en is het terecht dat er vergrijpboeten aan hem zijn opgelegd?

Uit een recent arrest van Gerechtshof Den Haag blijkt weer dat criminele inkomsten ook belast kunnen zijn, maar dat voor het opleggen van boeten aan strenge eisen moet worden voldaan. Eerder in de procedure oordeelde de rechtbank dat de werknemer met het verduisteren een voordeel beoogde en dat dit voordeel ook redelijkerwijs te verwachten was. Aan de bronvereisten was daarmee voldaan, en het voordeel was dus ook in fiscale zin genoten en terecht tot het belastbaar inkomen gerekend. Maar beschikte de inspecteur wel over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt en waren de opgelegde vergrijpboeten terecht? Hiervoor gingen rechtbank en hof kritisch langs de feiten van deze casus. Daaruit bleek dat de werknemer al in februari 2018 in beeld was gekomen bij de projectgroep “PSP-online gokken” (Payment Service Providers) van de Belastingdienst Grote Ondernemingen. De naam van de werknemer kwam voor in informatie van een aantal online goksites over belastingplichtigen die meer dan € 100.000 hebben vergokt Die projectgroep bleek al begin maart 2018 gegevens ontvangen te hebben van de bankrekening van de man. Ook bleek dat de man zijn aangifte IB/PVV 2017 had ingediend op 15 maart 2018, waarna de aanslag op 12 juni 2018 werd opgelegd conform de ingediende aangifte.

Hof Den Haag oordeelt dat de navorderingsaanslag over 2017 en de boete ten onrechte zijn opgelegd. Er is geen sprake van een nieuw feit, omdat het fraudeonderzoek de inspecteur redelijkerwijs bekend had kunnen zijn. De aanslagregeling had aangehouden moeten worden. Ook is er geen sprake van kwade trouw, omdat de man niet had hoeven begrijpen dat de gelden tot zijn belastbaar inkomen behoorden. De man was enkel bezig met de vraag hoe hij aan geld kon komen om in zijn verslaving te voorzien. De motivering van de inspecteur van opzet of grove schuld die noodzakelijk is voor het opleggen van vergrijpboeten ‘dat het algemeen bekend is dat ook voordelen uit, al dan niet illegaal, verrichte werkzaamheden belast zijn’ veegt het hof resoluut en onzes inziens terecht van tafel onder verwijzing naar het arrest van 8 april 2022 van de Hoge Raad. Die oordeelde dat alleen de vaststelling wat de aangifteplichtige omtrent de juistheid van zijn aangifte had behoren te weten, niet voldoende is om te oordelen dat hij met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld. Daarvoor moet vaststaan dat hij enerzijds wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat er te weinig belasting zou worden geheven, en anderzijds dat hij deze kans bovendien bewust op de koop toe heeft genomen.

Tip
De inspecteur kan niet volstaan met aannames als hij boeten wil opleggen. Wees dus kritisch bij het beoordelen van de gronden waarop de inspecteur een boete wil baseren of raadpleeg een formeel specialist van Fiscount.