Formeel Recht

Blijft medeplegersboete in stand als niet wordt voldaan aan toestemmingsvereiste?

De inspecteur kan een boete opleggen aan een zogenoemde medepleger. Dat is iemand die actief heeft meegewerkt of meegedacht aan de beboetbare handeling, zoals bijvoorbeeld een accountant of belastingadviseur. Maar voordat de inspecteur een medeplegersboete kan opleggen, moet hij volgens het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) wel eerst toestemming vragen bij het Directoraat-Generaal van de Belastingdienst. De Hoge Raad heeft onlangs in een arrest uitgelegd wat de gevolgen zijn als de inspecteur dat nalaat of als de toestemming wel is verkregen, maar op basis van onvolledige informatie.

De zaak is als volgt. Een belastingadvieskantoor heeft voor een aantal cliënten een constructie opgezet waar ‘Guernseyvennootschappen’ bij betrokken zijn, die niet in Nederland zouden zijn gevestigd. Maar de belastinginspecteur vindt dat deze vennootschappen wel in Nederland zijn gevestigd en dus ook in Nederland vennootschapsbelasting verschuldigd zijn over hun winsten. Hij meent dat het kantoor ten aanzien van het feit dat geen belasting is geheven een ernstig verwijt kan worden gemaakt en legt het kantoor als mededader een boete op van € 1.000.000. Voorafgaand aan het opleggen van de boete heeft de inspecteur de vereiste toestemming gevraagd en gekregen. Maar omdat de toestemming is verleend op basis van gekleurde en onvolledige informatie, heeft het Gerechtshof Den Haag de vergrijpboete vernietigd.

Volgens de staatssecretaris van Financiën heeft het hof ten onrechte aangenomen dat het toestemmingsvereiste uit het BBBB een waarborgfunctie en een constitutief vereiste is voor het opleggen van een boete. Maar volgens hem is het alleen een interne instructienorm, waarop de beboete persoon geen beroep kan doen. De Hoge Raad is het daar niet mee eens en maakt heel duidelijk dat het toestemmingsvereiste in het BBBB niet alleen een interne richtlijn is. De eis is opgenomen in het BBBB, omdat er maatschappelijke onrust was ontstaan over de uitbreiding van de kring van beboetbare personen, waardoor ook mededaders, zoals medeplegers, kunnen worden beboet. Het toestemmingsvereiste is volgens de Hoge Raad dus bedoeld als een waarborg voor de betrokkenen, waar ook de ‘boeteling’ een beroep op kan doen. Hiermee is de rechtsbescherming van de burger gediend.

De Hoge Raad geeft wel aan dat de boete niet altijd standaard hoeft te worden vernietigd bij geen of gebrekkige toestemming. Per geval moet worden bekeken welk gevolg daaraan moet worden verbonden. Een boeteverlaging kan ook een passend rechtsgevolg zijn. De rechter kan ook beslissen de boete in stand te laten als de boeteling niet is benadeeld. In dit geval heeft het hof de boete vernietigd en dat oordeel laat de Hoge Raad hier in stand.