Formeel Recht

Belastingplan 2024 bekeken door een formele bril

gepubliceerd op: 27 april 2025

Wat zien we als we het op Prinsjesdag 2023 gepresenteerde pakket met het Belastingplan 2024 bekijken door een formeel-rechtelijke bril? Dan kijken we naar enkele voorstellen van het (demissionaire) kabinet, die voor onze praktijk interessant zijn. Zo krijgt de ‘tijdelijke regeling herzien aangifte inkomstenbelasting’ een wettelijke grondslag en komt er ook in de Invorderingswet 1990 een hardheidsclausule waarop burgers een beroep kunnen doen. Daarnaast wordt de regeling rond de zogenoemde ‘deelnemersboete’ met vijf jaar verlengd.

Aanpassing tijdelijke regeling herzien aangifte inkomstenbelasting
Belastingplichtigen kunnen een fout in hun aangifte inkomstenbelasting herstellen zonder meteen te maken te krijgen met een formele bezwaarprocedure. Dat kan door een aangepast aangiftebiljet digitaal in te dienen, ook nadat al een aanslag is vastgesteld. De Belastingdienst merkt zo’n verbetering niet aan als bezwaar, maar als verzoek om ambtshalve vermindering. Met een wijziging van artikel 9.6 Wet IB 2001 krijgt deze bestaande uitvoeringspraktijk een wettelijke basis. Uiteraard kun je ook op normale wijze bezwaar maken tegen de opgelegde (nieuwe) aanslag.

Deelnemersboete
Per 1 januari 2014 is in de AWR het overtredersbegrip in de fiscaliteit tijdelijk uitgebreid met de ‘doen pleger’, de uitlokker en de medeplichtige. Hierdoor kan bijvoorbeeld een boekhouder, accountant of belastingadviseur die een ander bewust helpt fiscale verplichtingen niet na te komen, een bestuurlijke boete krijgen. De horizon van deze bepaling is uitgesteld naar 1 januari 2029. Dit gebeurt omdat we volgens de regering, mede als gevolg van de coronacrisis, nog onvoldoende ervaring hebben opgedaan met de toepassing ervan.

Hardheidsclausule Invorderingswet 1990
Het kabinet streeft bij schuldenaanpak naar een overheidsincasso met oog voor de menselijke maat. En ondanks dat de Ontvanger op grond van bestaande regels al maatwerk kan leveren, is in de Tweede Kamer gepleit voor invoering van een zogenoemde hardheidsclausule in de Invorderingswet. Zo’n bepaling (ook aanwezig in de AWR) dient om schrijnende effecten in bepaalde (groepen van) gevallen weg te nemen. Het gaat dan met name om effecten die de wetgever had voorkomen als hij die bij het maken van de wet had voorzien. Als sprake is van een onvoorziene onbillijkheid van overwegende aard, kan een belastingplichtige een verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule richten aan de Minister van Financiën.

Hoewel deze informatie met zorg is samengesteld, adviseren wij om bij twijfel onze adviseurs te raadplegen voor een actueel en passend advies.