Fiscaal

Subsidie bij functieverandering grond ook toerekenen aan zoon

Een man en een vrouw hebben met hun zoon in maatschapsverband een melkveehouderij. Ieder is voor een derde gerechtigd tot de winst. De man en de vrouw bezitten grond, waarvan zij het gebruik en genot hebben ingebracht in de maatschap als buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen. In 2010 wordt subsidie aangevraagd en verkregen voor de functieverandering van de landbouwgrond in natuurterrein. De drie maten claimen ieder in hun IB-aangiften een vrijstelling voor een derde van de subsidie. Ook boeken de man en de vrouw de waardevermindering van de grond af ten laste van hun winst. Het hof oordeelt dat de IB-aangiften terecht zijn gecorrigeerd. Is dat oordeel juist?

De Hoge Raad oordeelt dat het hof de verliesneming vanwege de waardevermindering van de grond terecht heeft gecorrigeerd. Tot het bedrag van de subsidie wordt die waardevermindering immers gecompenseerd.

De Hoge Raad is het echter niet eens met het oordeel van het hof dat de man en de vrouw onzakelijk zouden hebben gehandeld door hun zoon te laten meedelen in de subsidie. Het feit dat de grond niet meer kan worden gebruikt voor de melkveehouderij, kan namelijk leiden tot inkomensderving voor de maatschap als geheel – en dus ook voor de zoon. De subsidie kan een vergoeding zijn voor het inkomensverlies van de zoon. Een dergelijke vergoeding zou ook met een derde /niet verwante persoon overeengekomen zijn. Het hof had de onzakelijkheid hiervan nader moeten motiveren. Daarom verwijst de Hoge Raad de zaak naar Hof Den Bosch.