BTW

Wob-besluit biedt inzicht in beleid btw over zonnepanelen

Het beleid van de Belastingdienst over de btw-heffing van zonnepanelen is openbaar gemaakt. In een Wob-besluit van staatssecretaris Snel worden drie documenten vrijgegeven. De documenten betreffen een notitie en een brontekst zonnepanelen, waarin onder meer de gevolgen worden beschreven van de uitspraak van Hoge Raad van 15 december 2017. Ook zijn de al eerder gepubliceerde veel gestelde vragen en antwoorden bijgevoegd over de btw-heffing bij particulieren. Aanleiding voor het WOB-verzoek is de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant, ECLI:NL:RBZWB:2018:6495. Daarin wordt verwezen naar de genoemde uitspraak van de Hoge Raad en naar dit beleid.

De zaak bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant betrof een zonnepaneelhouder die eind 2017 een suppletieaangifte had ingediend over het eerste kwartaal 2013, nadat een eerder teruggaafverzoek over dit tijdvak was afgewezen wegens termijnoverschrijding. Aanleiding om alsnog een suppletieaangifte in te dienen, was de uitspraak van de Hoge Raad van 15 december 2017. De rechtbank onderzocht hoe de suppletieaangifte juridisch moest worden gezien: als bezwaar tegen de eigen btw-aangiften of als beroep tegen de uitspraak op bezwaar. De suppletieaangifte kan ook een nieuw teruggaafverzoek zijn of een verzoek om ambtshalve teruggaaf. In alle gevallen leidde de suppletieaangifte echter om formele redenen niet tot btw-teruggaaf.

 

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad waar de zonnepaneelhouder zich op beriep, had eveneens betrekking op een zaak waarin een zonnepaneelhouder aanvankelijk geen btw-teruggaaf kreeg, vanwege een teruggaafverzoek dat te laat zou zijn ingediend. De Hoge Raad oordeelde in die zaak dat deze conclusie onjuist was en wees op de volgende punten:

 

  • De Nederlandse wetgeving kent geen verplichting voor een belastingplichtige om opgave te doen van het begin van zijn/haar activiteiten als belastingplichtige, zoals dat is opgenomen in artikel 213 Btw-richtlijn.
  • De AWR bepaalt dat een btw-ondernemer slechts een verzoek hoeft in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van btw-aangifte als de verschuldigde btw de aftrekbare btw overtreft. Dat de zonnepaneelhouder op grond van de artikelen 14, 15, 17 en 31, lid 1 Wet OB niet tijdig bij aangifte een verzoek om teruggaaf heeft gedaan, kan daarom niet aan hem worden tegengeworpen.
  • Artikel 31, lid 1 Wet OB schrijft bovendien niet méér voor dan dat het teruggaafverzoek moet worden gedaan bij de aangifte over het tijdvak waarin het teruggaafrecht is ontstaan. De man heeft het teruggaafverzoek tijdig ingediend, waardoor hij recht heeft op btw-teruggaaf.

 

Formele redenen

Het probleem van de zonnepaneelhouder in de zaak bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant was dat hij niet in beroep was gegaan tegen de afwijzing van zijn oorspronkelijke teruggaafverzoek uit 2014. In plaats daarvan had hij wel beroep aangetekend tegen de afwijzing van zijn suppletieaangifte uit 2017. In deze procedure achtte de rechtbank het beroep van de zonnepaneelhouder op basis van het formele recht niet-ontvankelijk dan wel ongegrond. De rechtbank was onbevoegd om een oordeel te geven over de ambtshalve beslissing van de inspecteur.