Arbeid en Recht

Predikant heeft geen recht op een transitievergoeding

Een predikant die sinds 1986 zijn ambt uitoefent binnen de Gereformeerde kerken, wordt na een beslissing van het interne college van de kerk losgemaakt van de Gemeente. Omdat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst – er is sprake van een overeenkomst sui generis – kan de predikant geen aanspraak maken op de door hem geëiste niet onaanzienlijke transitievergoeding van ruim € 80.000. In deze uitspraak wordt aangesloten bij een eerder oordeel van de Hoge Raad, die nog niet zo lang geleden nogmaals heeft geoordeeld dat kerkgenootschappen volgens artikel 2:2 BW worden geregeerd door een eigen statuut. Tenminste, voor zover dit niet in strijd is met de wet. Hoe loopt dit af?

Volgens de Hoge Raad kan een kerkgenootschap de rechtsverhouding tot een geestelijk ambtsdrager in beginsel naar eigen inzicht vormgeven. Daarbij kan het kerkgenootschap afwijken van dwingend recht. De kantonrechter wijst op de nauwe verwevenheid tussen de transitievergoeding en de arbeidsovereenkomst, waarbij in de wet is vastgelegd in welke situaties hier wel en niet aanspraak op kan worden gemaakt. Daar komt bij dat de kerkelijke regelingen eigen voorzieningen kennen, die in meerdere opzichten een gunstiger regeling kennen dan de wettelijke ontslagregeling. Hierdoor is er geen sprake van schending van fundamentele rechten.