Arbeid en Recht

Ondanks verblijf in Nederland toch recht op 30%-regeling

Een werknemer uit Jordanië volgt een studie in Nederland, die zij in september 2015 afrondt. Op 26 april 2016 treedt zij in dienst bij een werkgever. De Belastingdienst wijst het verzoek voor de 30%-regeling af, omdat de werknemer niet is aan te merken als een ingekomen werknemer. Hof Amsterdam wijst het verzoek wel toe, omdat er op het moment dat de arbeidsovereenkomst werd aangegaan nog geen ‘duurzame band van persoonlijke aard’ bestond met Nederland. Het hof houdt rekening met de diverse tijdelijke verblijfstitels van de werknemer. Het anderhalf jaar durende verblijf in Nederland voor een studie, om daarna een baan te zoeken, creëert namelijk nog geen duurzame band.

Commentaar

In dit kader zijn ook een (verplichte) zorgverzekering en de vermelding van het Nederlandse adres in de arbeidsovereenkomst niet relevant. Om als ingekomen werknemer te worden aangemerkt voor de 30%-regeling, moet een werknemer uit het buitenland zijn aangeworven. De werknemer moet op het moment dat de arbeidsovereenkomst wordt gesloten, dan nog niet wonen of werken in Nederland. Werken in het kader van een stage of opleiding is geen belemmering. Er wordt feitelijk beoordeeld waar iemand woont, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval. Wijzen die feiten op een duurzame band van persoonlijke aard van de werknemer met Nederland, dan geeft dat de doorslag. Die duurzame band hoeft overigens niet sterker te zijn dan de band met een ander land. Het middelpunt van het maatschappelijke leven hoeft dus niet per se in Nederland te liggen.

 

Afweging feiten

Het hof heeft de feiten afgewogen, maar de beslissing had zomaar anders uit kunnen pakken. De werknemer verblijft al twee jaar in Nederland, staat ingeschreven bij de gemeente, studeert in Nederland, is in deze periode niet teruggekeerd naar Jordanië en heeft een Nederlandse zorgverzekering en bankrekening. Bovendien diende zij een aangifte IB in over het jaar 2016 als inwoner van Nederland (P-biljet) en ze vulde in het aanvraagformulier van de 30%-regeling in dat zij vanaf 1 oktober 2015 in Nederland woont. Deze feiten lijken te wijzen op een persoonlijke band met Nederland – maar is deze band wel voldoende duurzaam? Het hof laat de twee verblijfsvergunningen, voor kort verblijf, zwaar meewegen. Het zoeken naar een baan tijdens de tweede verblijfstitel legt het hof niet uit als een intentie om zich in Nederland te vestigen. Hieruit blijkt maar weer dat het vaststellen van de fiscale woonplaats van werknemers zeer feitelijk is.

 

Bij vragen over grensoverschrijdende werknemers kun je contact opnemen met Hans Tabak, adviseur loonheffingen/internationaal, via h.tabak@fiscount.nl of 0575-433 555.