Nieuws - Pensioen Pensioenfondsen richten zich ook op online platformbedrijven

De Hoge Raad oordeelde onlangs dat Booking.com een online reisagent is in de zin van het verplichtstellingsbesluit van het pensioenfonds voor de Reisbranche. Wat de gevolgen daarvan zijn voor de online reisreus en overige platformbedrijven? Het vizier van pensioenfondsen op ondernemingen die zich verplicht moeten aansluiten, richt zich nu ook op hen.

In een zaak die een werknemer van Rowood had aangespannen, vond het Gerechtshof Amsterdam dat het pensioenfonds Houthandel gehouden was om aan deze werknemer pensioenrechten toe te kennen over een periode van bijna 20 jaar, zonder dat daar premies voor waren betaald. Ook is er in het kader van het Pensioenakkoord een en ander te doen omtrent de mogelijkheid voor pensioenuitvoerders om zelfstandigen, bij wijze van tijdelijk experiment, een pensioenregeling aan te bieden. Pensioenfondsen staan er alleen niet voor in de rij om hieraan mee te werken.

De zaak Booking.com

Terug naar de zaak van Booking.com, het bekende online platform waar consumenten hotelaccommodaties kunnen reserveren. De vraag was of de activiteiten van Booking.com voldeden aan het begrip ‘(online) reisagent’, zoals opgenomen in het verplichtstellingsbesluit van het pensioenfonds voor de Reisbranche. De Hoge Raad oordeelde dat de door Booking.com verrichte werkzaamheden dienstbaar zijn aan het tot stand komen van reisovereenkomsten. Daarmee kwalificeert de onderneming als (online) reisagent.

Gevolgen voor Booking.com

De Hoge Raad heeft de zaak voor verdere behandeling verwezen naar Hof Den Haag, dat zich nog moet buigen over twee verweren die Booking.com heeft aangevoerd. De kernvraag in dat kader is of Booking.com zich uitsluitend – of in hoofdzaak – bezighoudt met bemiddelen. En zo ja, vanaf welk moment. Het pensioenfonds stelt dat dit aan de orde is vanaf 1 januari 1999. Kortom, over deze zaak bestaat nog geen zekerheid.

Gevolgen voor andere platformbedrijven

Van belang is dan de overweging van de Hoge Raad: ook al worden de werkzaamheden verricht met behulp van technieken en technologieën die bij het opstellen van het verplichtstellingsbesluit nog niet bekend waren, dan nog kan er worden voldaan aan de omschrijving van dit besluit. Met deze overweging opent de Hoge Raad de weg voor andere pensioenfondsen, om op zoek te gaan naar online platformbedrijven, die (ten onrechte) nog niet zijn aangesloten.

Modernisering omschrijvingen werkingssfeer

Wat het arrest in de Booking.com-zaak ook laat zien, is dat pensioenfondsen nu eens werk moeten gaan maken van het herschrijven van hun werkingssfeerbepalingen. Het grootste deel van deze teksten is oorspronkelijk geschreven in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw. De maatschappelijke en technologische ontwikkelingen zijn hard gegaan en zorgen ervoor dat de rechter steeds vaker te hulp moet worden geroepen bij de interpretatie van werkingssfeerbepalingen. Het is tekenend dat het pensioenfonds voor de Reisbranche pas in 2015 het woordje ‘online’ heeft toegevoegd aan de omschrijving van het begrip ‘reisagent’.

Een ander voorbeeld in dit verband is het pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). Naar aanleiding van een aantal rechterlijke uitspraken in 2019 heeft het fonds in 2020 zijn werkingssfeerbepalingen aangepast. Het ging hier om rechtspersonen die in groepsverhouding verbonden zijn met zorgwerkgevers. Dergelijke rechtspersonen vallen met ingang van 1 januari 2021 onder het pensioenfonds Zorg en Welzijn. De aanpassing van de werkingssfeerbeschrijving ‘ … betreft een codificatie van het bestaand beleid van het fonds …’!

Wat is het belang voor pensioenfondsen?

Een groot aantal pensioenfondsen is momenteel naarstig op zoek zijn naar ondernemingen die (ten onrechte) niet zijn aangesloten bij de door hen uitgevoerde pensioenregeling. Het belang voor pensioenfondsen bij deze zoektocht valt terug te voeren op het aloude adagium ‘… geen premie toch pensioen …’ Anders dan verzekeringsmaatschappijen zijn pensioenfondsen namelijk verplicht om toch pensioen uit te keren, ook al is er geen premie betaald. Dit rechtvaardigt hun ‘klopjacht’ op aan te sluiten ondernemingen.

BpF Meubel werd hier recent mee geconfronteerd. Wat was er gebeurd? Rowood had de arbeidsovereenkomst met een van zijn werknemers niet (op de correcte manier) opgezegd. Er werden in de periode 1996 tot 2015 geen pensioenpremies ingehouden/afgedragen ten behoeve van deze werknemer. De rechter oordeelde dat de dienstbetrekking in stand was gebleven en dat Rowood ten onrechte geen premies had afgedragen over de betrokken periode. Het pensioenfonds moest toch pensioenrechten toekennen aan deze werknemer, ondanks het feit dat er geen premiebetalingen tegenover stonden. Uiteraard zal BpF Meubel zeker proberen de schade te verhalen op de werkgever. Alhoewel het in deze zaak niet zozeer ging om een aansluitingskwestie, is het belang van een gedegen werkingssfeeronderzoek hiermee opnieuw benadrukt. Ook is het belangrijk dat je als accountant of salarisadministrateur goed in de gaten houdt hoe er binnen een onderneming wordt omgegaan met het in dienst nemen en ontslaan van personeel.

Experimenten met zzp-pensioen

Er is nog meer nieuws onder de zon in het kader van verplichte pensioenfondsen. Zoals iedereen weet, is de pensioenopbouw van zelfstandigen al jaren onderwerp van discussie. In het voorstel voor de Wet toekomst pensioenen (Wtp) geeft het kabinet echter invulling aan eerder gedane beloftes om een oplossing te vinden voor de gebrekkige pensioenopbouw van zelfstandigen. Deze – voorlopig tijdelijke en experimentele – oplossing komt erop neer dat aan zelfstandigen een pensioenregeling mag worden aangeboden, waarbij wordt afgeweken van een aantal bepalingen uit de Pensioenwet. Hierdoor krijgen pensioenuitvoerders de mogelijkheid om zelfstandigen een tweedepijlerproduct aan te bieden, met een meer flexibele premiestructuur.

Het blijft onduidelijk bij wie het initiatief voor dergelijke experimenten komt te liggen. In de toelichting bij de Wtp wordt dit als volgt geformuleerd: ‘Het initiatief voor het binnen de toegestane kaders vormgeven van een experiment ligt bij de partijen die de pensioenregeling overeenkomen en de betrokken pensioenuitvoerder’. Daaruit zou je kunnen afleiden dat het in eerste aanleg aan de opdrachtgever en de zelfstandige is om onderling een pensioenregeling af te spreken. Dit bevreemdt mij; een vorm van verplichte deelname waarbij de opdrachtgever degene is die de premies inhoudt en afdraagt, zou meer voor de hand liggen. Vooralsnog loopt het niet hard met de initiatieven en bovendien is de wetgeving die het een en ander mogelijk moet maken, inmiddels een jaar uitgesteld.

Verplichte deelname?

In de afgelopen maanden zijn er meerdere interessante uitspraken geweest over de uitleg van werkingssfeerbepalingen. Uitspraken waaruit je kunt afleiden dat pensioenfondsen nog erg leunen op het verleden. In het nieuwe pensioenstelsel komen straks alleen nog pensioenregelingen voor, die zijn gebaseerd op een voor iedere werknemer gelijke premie. Daarmee verdwijnt de mogelijkheid voor pensioenfondsen om op dit punt onderscheidend te zijn. De vraag wordt daarmee ook aangewakkerd in hoeverre de verplichte deelname nog te rechtvaardigen is. In de toelichtende stukken bij de Wtp wordt hier ook aandacht aan gegeven. De conclusie in die stukken? Verplichte deelname is ook onder de Wtp juridisch houdbaar!

Auteur: