Nieuws - Pensioen Oudedagsvoorziening (ODV): er is nog veel te adviseren

Vanmiddag heb je een gesprek met Piet. Piet is een vlotte gepensioneerde DGA van 62 jaar (geboren op 1 mei 1956). Hij is getrouwd met Margot, 57 jaren jong. Piet krijgt momenteel een jaarlijks pensioen van zijn bv uitgekeerd van € 20.000. Na zijn overlijden zal Margot een partnerpensioen van € 14.000 per jaar krijgen. Piet heeft via-via gehoord dat het omzetten van pensioen in een Oudedagsvoorziening (ODV) aantrekkelijk zou zijn en hij wil graag van jou een nadere toelichting.

ODV-uitkeringen niet gelijk aan de pensioenuitkeringen

Piet heeft aangegeven dat hij de uitkeringen uit de ODV direct wil laten aansluiten op de pensioenuitkeringen. Vanaf 1 augustus 2023 gaat Piet zijn eerste AOW-uitkering ontvangen. De looptijd van een ODV-uitkering is in principe 20 jaar te rekenen vanaf de AOW-leeftijd. De ODV-uitkering mag maximaal 5 jaar voorafgaand aan die AOW-leeftijd ingaan. De duur van de ODV-uitkering wordt dan wel met maximaal 5 jaar verlengd tot 25 jaar.

Als je voor Piet uitgaat van het omzetten in een ODV per 1 december 2018, houdt dat in dat de ODV-uitkeringen een looptijd hebben van 24 jaar en 8 maanden.

De hoogte van de jaarlijkse uitkering wordt verder bepaald door de fiscale waarde van de pensioenvoorziening op het omzettingsmoment. Je hebt uitgerekend dat per 1 december 2018 de pensioenvoorziening fiscaal moet worden gewaardeerd op € 320.000. Voor Piet betekent dit een eerste ODV-uitkering van € 12.973 bruto op jaarbasis. Dit bedrag zal jaarlijks stijgen omdat de ODV-voorziening jaarlijks wordt opgerent met het gemiddelde U-rendement van het voorafgaande jaar.

Je zult dus met Piet moeten bespreken of hij een jaarlijkse terugval in inkomen van ruim € 7.000 kan opvangen. Verder moet je hem er op wijzen dat de ODV-uitkering beperkt is in de tijd, terwijl een pensioenuitkering een levenslang karakter kent. Overigens is het zo dat de hoogte van de ODV-uitkering en de pensioenuitkering dichter bij elkaar in de buurt komen te liggen naarmate de duur van de ODV-uitkering korter is.

Toestemming echtgenote/ partner

Margot moet instemmen met het verzoek van Piet om zijn pensioenaanspraken om te zetten in een ODV. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat mochten Piet en Margot besluiten om te gaan scheiden, Margot bij de omzetting in een ODV een deel van haar rechten heeft ‘prijsgegeven’. Namelijk haar aandeel in het verschil tussen de fiscale en commerciële waarde van het pensioen. Margot zou hiervoor een compensatie kunnen vragen van Piet. Praktijk is dat deze compensatie wordt vormgegeven als een voorwaardelijke compensatie. Op het moment van echtscheiding wordt dan bepaald of er gecompenseerd moet worden en zo ja, hoe hoog de compensatie dan moet zijn.

Op zich zijn beide echtgenoten vrij om wel of geen toestemming te verlenen. Inmiddels heeft de rechter zich al een aantal keren uitgesproken over een weigerachtige (ex-)partner. Er is een verdeeld beeld ontstaan. Zo is er een uitspraak van de rechter in Amsterdam waarin de man werd gedwongen om toestemming te verlenen voor het omzetten van de pensioenaanspraken in een ODV. De rechter in Rotterdam wilde niet zover gaan. De reden dat de rechter in Amsterdam wel reden zag om de man te dwingen tot medewerking was gelegen in het feit dat zonder die instemming de verdeling van de gezamenlijke boedel niet kon worden afgerond.

Overlijden

Piet vraagt zich af of Margot na zijn overlijden ook een uitkering krijgt en of die uitkering dan 70% bedraagt van het bedrag dat hijzelf ontvangt. In de situatie van Piet is het zo dat na diens overlijden de ODV-uitkeringen voor de nog resterende duur overgaan op zijn erfgenamen. En dat hoeft niet perse (alleen) Margot te zijn. Als Piet kinderen heeft die tevens erfgenaam zijn, gaat de ODV-uitkering na Piet’s overlijden in principe over op alle erfgenamen naar rato van hun erfdeel. Als het de bedoeling is dat Margot degene is die de ODV-uitkeringen na Piet’s overlijden ontvangt, dan moet er wellicht nog een aanpassing in Piet’s testament plaatsvinden. Je moet Piet in ieder geval vragen of er een testament is gemaakt en zo ja, wat daar dan is vastgelegd.

Verder bestaat het ‘automatisme’ van een overgang van 70%, zoals we die vaak bij pensioenuitkeringen tegenkomen, niet bij de ODV. Stel dat Piet overlijdt nadat hij 10 jaar een ODV-uitkering heeft ontvangen en testamentair is alles ook goed geregeld. In dat geval gaat de betaling van de resterende termijnen over op Margot. Afgezien van de oprenting van de ODV-voorziening bedraagt de jaarlijkse uitkering die Margot dan nog 14 jaar en 8 maanden krijgt € 12.973. Dat bedrag ligt redelijk in de buurt van het partnerpensioen dat zij zou ontvangen, zeker als we de verhoging van de uitkering als gevolg van de oprenting van de voorziening nog meenemen.

De ODV bezien vanuit de bv

Voor de bv van Piet leiden zowel een pensioenvoorziening als een ODV tot jaarlijkse lasten. Beide voorzieningen moeten jaarlijks worden gewaardeerd op de balans van de bv. Dat leidt in beide gevallen tot een oprenting. Deze oprenting zal voor een pensioenvoorziening hoger uitpakken dan voor een ODV. Een pensioenvoorziening wordt namelijk jaarlijks met 4% rente en levens- en sterftekansen verhoogd, terwijl de ODV jaarlijks wordt opgerent met het gemiddelde U-rendement van het voorafgaande kalenderjaar. Voor een bv met goede winstverwachtingen is een pensioenvoorziening daarom wel ‘gunstiger’, terwijl een bv die weinig tot geen winst maakt er baat zou hebben bij een ODV.

Voor wat betreft de uitkeringen maakt het voor de bv ook uit of er een pensioenvoorziening of een ODV op de balans moet worden gepresenteerd. Pensioenuitkeringen kennen een levenslang karakter, terwijl de ODV-uitkeringen qua looptijd beperkt zijn in duur. Voor een bv met een minder florissante liquiditeitspositie is de ODV een uitkomst.

Tot slot

Je hebt nog het hele jaar 2019 de mogelijkheid om in eigen beheer uitgevoerde pensioenregelingen om te zetten in een ODV. Dat klinkt misschien nog als verre toekomstmuziek, maar vergis je niet: een jaar is zo voorbij. Verder leert onze ervaring dat op dit moment – en dat zal in 2019 beslist niet anders worden – de meer complexe pensioendossiers op tafel komen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de pensioenregelingen die mager zijn gedocumenteerd, de situaties waarin er een echtscheiding speelt, enzovoorts.

Auteur: