Fiscaal

Partnership met bv belet geruisloze inbreng van onderneming

Een echtpaar drijft sinds 2009 in vof-verband een veehouderij. In het zicht van een emigratie naar Canada in 2010 verkopen zij enkele bedrijfsmiddelen aan een derde. De overige bedrijfsmiddelen worden overgebracht naar Canada, waar het echtpaar een agrarische onderneming start. Eind september 2010 richten zij een bv op, waarin de onderneming van de vof wordt ingebracht. Enkele dagen later sluit het echtpaar een partnershipovereenkomst met de bv, waarin zij afspraken maken over de verdeling van winst en verlies en het risico. Onder deze omstandigheden heeft de inspecteur terecht het beroep op de faciliteit van geruisloze inbreng afgewezen, oordeelt de Hoge Raad.

De Hoge Raad oordeelt dat de inbreng in de bv en het aangaan van het partnerschip enkele dagen erna in hun onderlinge samenhang moet worden beschouwd. Gelet op de bewoordingen van de partnershipovereenkomst en de verdeling van risico en winst en verlies, blijft het echtpaar winst uit onderneming genieten. Dit is zelfs zo als de kernactiviteit van de onderneming in de bv is ingebracht. Er vindt dan geen omzetting plaats van een IB-onderneming naar een onderneming in bv of nv, waarvoor de faciliteit van geruisloze inbreng is bedoeld.

Beroep op goedkeuring

Ook het beroep op de goedkeuring van standaardvoorwaarde 4.1.1 uit het Besluit van 30 juni 2010 biedt geen uitkomst. Deze goedkeuring staat een onttrekking van bepaalde vermogensbestanddelen toe in het kader van een geruisloze inbreng. Maar de gerechtigdheid van de echtgenoten tot het partnership is volgens de Hoge Raad een zelfstandig deel van de ingebrachte onderneming. Dit zelfstandige deel is expliciet uitgesloten van de goedkeuring.